Raads­vragen: Vrij­stelling bescherming rode­lijst­soorten


Indiendatum: 27 nov. 2020

Geacht college,

De provincie Zuid-Holland heeft grondgebruikers vrijgesteld om bepaalde diersoorten te beschermen op basis van de Wet natuurbescherming. Het betreft vrijstelling van de verbodsbepalingen van deze wet uit Artikel 3.10, eerste lid. Indien grondgebruikers hinder ondervinden in het exploiteren van een gebied, mogen ze de vrijstelling gebruiken. Een brede interpretatie van exploitatiemogelijkheden is hier aan de orde. Zo is exploitatie in de zin van ‘ruimtelijke inrichting’ of ‘ontwikkeling’ van een gebied voor de provincie Zuid-Holland al goed genoeg om af te wijken van het landelijke verbod om bepaalde categorieën diersoorten opzettelijk te doden of te vangen; en om de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze diersoorten opzettelijk te beschadigen of te vernielen. De vrijstelling is geregeld in Artikel 3.63 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland1.

Onder andere de diersoorten hermelijn, bunzing, wezel, konijn en egel staan in voornoemde verordening in Bijlage III genoemd als diersoorten die op grond van ondervonden hinder aan ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van een gebied zijn vrijgesteld van bescherming op basis van de Wet natuurbescherming. Al deze soorten staan ook op de rode lijst voor zoogdieren2. Dit betekent dat deze soorten in hun voortbestaan worden bedreigd. Hierbij geldt dat de soorten wezel, konijn en egel zich in Nederland voornamelijk in stedelijk gebied ophouden.

Wij zijn benieuwd of de gemeente Rotterdam in haar hoedanigheid als grondgebruiker gebruik maakt van de provinciale vrijstelling van de Wet natuurbescherming om voornoemde diersoorten. Dit zou dan zijn in het kader van ruimtelijke inrichting of gebiedsontwikkeling, conform gesteld in voornoemde verordening. Om drie redenen is dit relevant. Ten eerste komen alle vijf genoemde diersoorten voor in Rotterdam. Ten tweede zijn, zoals eerder gesteld, enkele diersoorten voornamelijk in steden te vinden en waar geen voorbehoud in ruimtelijke inrichting of gebiedsontwikkeling wordt gepleegd als gevolg van de status van sommige gebieden als Natura 2000 of als onderdeel van Natuurnetwerk Nederland. Ten derde heeft de gemeente Rotterdam een forse ambitie ten aanzien van ruimtelijke inrichting en gebiedsontwikkeling geformuleerd voor de komende decennia.

1. Maakt u in uw hoedanigheid als grondgebruiker gebruik van de vrijstelling in Artikel 3.63 van voornoemde verordening? Met andere woorden: wijkt u af van bescherming op basis van Artikel 3.10 onder 1 van de Wet natuurbescherming als u naar uw oordeel hinder ondervindt bij ruimtelijke inrichting of gebiedsontwikkeling? Indien ja, doodt of vangt u ook opzettelijk soorten die staan vermeld op de rode lijst voor zoogdieren (hermelijn, bunzing, wezel, konijn, egel)? En verstoort u ook hun voortplantingsplaatsen en rustplaatsen?

2. Houdt u een registratie bij van de soorten en aantallen dieren die u in uw hoedanigheid als grondgebruiker opzettelijk doodt of vangt, indien u gebruik maakt van de vrijstelling in voornoemde verordening? Indien nee, waarom niet? Indien ja, mogen wij deze registratie inzien?

3. Wanneer kiest u in uw hoedanigheid voor het doden van dieren in het kader van ruimtelijke inrichting of gebiedsontwikkeling, indien u gebruik maakt van de vrijstelling in voornoemde verordening? En wanneer voor het vangen van dieren?

4. Wat doet u met dieren die u in uw hoedanigheid als grondgebruiker hebt gevangen, indien u gebruik maakt van de vrijstelling in voornoemde verordening?

5. Welke methoden hanteert u om vrijgestelde diersoorten in uw hoedanigheid als grondgebruiker te doden of te vangen, indien u gebruik maakt van de vrijstelling in voornoemde verordening? En hoe verstoort u de voortplantingsplaatsen en rustplaatsen van deze soorten?

6. Heeft u beleid om de staat van instandhouding van voornoemde vrijgestelde rodelijstsoorten in Rotterdam op peil te houden, bijvoorbeeld door op bepaalde plekken een gunstig habitat te stichten als deze dieren elders in de stad in het kader van ruimtelijke inrichting of gebiedsontwikkeling opzettelijk worden gedood of gevangen of als hun voortplantingsplaatsen en rustplaatsen worden verstoord? Indien nee, waarom niet?

Een grondgebruiker is degene die gerechtigd is de grond te gebruiken krachtens een zakelijk of persoonlijk recht. In het geval van ruimtelijke inrichting of gebiedsontwikkeling kan dit betekenen dat de grondgebruiker een commerciële partij is aan wie deze taken door de gemeente Rotterdam zijn uitbesteed.

7. Verlangt u van commerciële partijen die zich bezighouden met ruimtelijke inrichting en gebiedsontwikkeling in Rotterdam dat zij melden of en wanneer zij van de vrijstelling in voornoemde verordening gebruik maken? Indien nee, waarom niet? Indien nee, is het technisch mogelijk een dergelijke meldingsplicht te verankeren in privaatrechtelijk instrumenten als de GREX, erfpacht of overeenkomst?

8. Is het voor de gemeente Rotterdam juridisch mogelijk het gebruik van de vrijstelling in voornoemde verordening te beperken of in het geheel te verbieden middels een bepaling in privaatrechtelijke instrumenten als de GREX, erfpacht of overeenkomst? Indien nee, waarom niet?

Wij zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet.

1 http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/XHTMLoutput/Historie/Zuid-Holland/622914/CVDR622914_3.html

2 https://minlnv.nederlandsesoorten.nl/content/rode-lijsten-soort-van-rode-lijst-zoogdieren

Indiendatum: 27 nov. 2020
Antwoorddatum: 23 mrt. 2021

Klik hier voor de beantwoording van het college van burgemeester en wethouders op de website van de gemeenteraad van Rotterdam.