SV: Zeezwaaien


Indiendatum: okt. 2016

De gemeenteraadsfractie van de Partij voor de Dieren in Rotterdam heeft vernomen dat er steeds vaker paraffine wordt aangetroffen op de Nederlandse stranden. In mei dit jaar werd op het strand tussen Noordwijk en Scheveningen maar liefst vijfduizend kilo aan paraffine aangetroffen. De scheepvaart is in bijna alle gevallen de bron van vervuiling. Paraffine brengt ernstige milieuschade teweeg als het in de vrije natuur terecht komt. Zeevogels en vissen kunnen sterven als ze paraffine (bijvoorbeeld in korrelvorm) eten. Honden die worden uitgelaten op het strand, worden er ziek van. Het is een smerig goedje.

Paraffine is een soort kaarsvet en wordt vervoerd als droge of natte bulk. Na het lossen van een lading paraffine in de haven blijven er altijd restjes achter in de opslagtanks van het schip. De opslagtanks dienen te worden ontdaan van deze restjes paraffine om het vervoer van een volgende vracht mogelijk te maken. Vaak wordt de achtergebleven paraffine in de opslagtanks van schepen geloosd op zee, in plaats van verwerking in de haven. Een praktische belemmering voor verwerking in de haven is dat veel zeehavens niet beschikken over een geavanceerde schoonmaakinstallatie. Maar bovenal ligt er aan de lozing op zee een financiële afweging ten grondslag: het is de goedkoopste oplossing.

Veel bedrijven die paraffine verwerken in hun producten zijn gevestigd binnen de zogenoemde Hamburg-Le Havre range, de kustlijn met de belangrijkste zeehavens van West-Europa. Er zijn gegronde redenen om aan te nemen dat restjes paraffine worden geloosd op zee door schepen die de haven van Rotterdam aandoen. In vaktaal wordt het lozen van paraffine en andere chemicaliën 'zeezwaaien' genoemd. Bij het zeezwaaien vaart een schip de haven uit om paraffine in de opslagtanks te lozen op zee, buiten de 12-mijlszone.

1. Is het college bekend met de praktijk van zeezwaaien? Indien nee, heeft het college contact gezocht met het Havenbedrijf Rotterdam (HbR) om meer bekend te raken met deze praktijk?

2. Wat vindt het college van zeezwaaien, dat wil zeggen het lozen van paraffine of andere chemicaliën op zee?

3. Onderschrijft het college het verband tussen de scheepvaart en het lozen van paraffine of andere chemicaliën op zee? Indien nee, waarom niet?

4. Weet het college of zeezwaaien voorkomt bij schepen die de haven van Rotterdam aandoen? Indien nee, is het college bereid bij het HbR na te gaan of zeezwaaien voorkomt bij deze schepen? Indien ja, hoe vaak komt zeezwaaien gemiddeld voor per jaar?

5. Geldt er een registratieplicht voor schepen die uit- en invaren om zich te ontdoen van restjes chemische lading? Indien nee, vindt het college het een goed idee om zo'n registratieplicht in te stellen teneinde zeezwaaien beter in kaart te brengen?

Het lozen van paraffine en andere chemicaliën wordt geregeld in Bijlage II van het MARPOL-verdrag (Convention for the Prevention of Marine Pollution from Ships), waar het natte bulk betreft. In dit verdrag is bepaald dat het lozen van chemicaliën is toegestaan buiten de 12-mijlszone. Hieraan zijn wel strikte voorwaarden verbonden. Zo moeten de opslagtanks worden gewassen alvorens de haven te kunnen uitvaren voor lozing. Chemische substanties dienen te zijn verdund tot 0,1 procent van het te lozen afvalwater. Zeer stroperige (i.e. viscose) materialen mogen sowieso niet worden geloosd. Voorts zijn er bepalingen over het volume van de te lozen chemicaliën en onder welke omstandigheden er mag worden geloosd. In het Nederlands recht is het Marpol-verdrag verankerd in de Wet voorkoming verontreiniging door schepen.

6. Kent het college de voorwaarden die van toepassing zijn op het lozen van chemicaliën buiten de 12-mijlszone? Indien nee, acht het college het van belang om van deze voorwaarden akte te nemen?

7. Welke overheidsinstantie ziet erop toe dat aan de voorwaarden van het lozen van chemicaliën buiten de 12-mijlszone wordt voldaan door schepen die de haven van Rotterdam aandoen?

Helaas wordt er ook illegaal geloosd. Het is illegaal om te lozen waar het niet is toegestaan, zoals binnen de 12-mijlszone, of om chemicaliën te lozen die niet zijn toegestaan in het Marpol-verdrag. Volgens onze gegevens zijn er door de Nederlandse Kustwacht 105 illegale lozingen geconstateerd in 2015, volgens de criteria van het Akkoord van Bonn uit 1969. Dit akkoord is een multilateraal verdrag tussen de landen rondom de Noordzee en de Europese Unie. Het aantal van 105 illegale lozingen is een enorme toename ten opzichte van enkele jaren geleden, toen er 'slechts' enkele tientallen illegale lozingen werden geconstateerd.

8. Beschikt het college over rapporten van de Nederlandse Kustwacht waaruit blijkt dat zeezwaaiende schepen, van en naar de haven van Rotterdam, zijn betrapt op het lozen van chemicaliën binnen de 12-mijlszone? Indien ja, is het college bereid deze rapporten openbaar te maken?

9. Weet het college of er in de afgelopen vijf jaar boetes zijn uitgedeeld aan schepen die de haven van Rotterdam aandeden en de regels van het Marpol-verdrag overtraden? Indien ja, hoe vaak is dit gebeurd?

10. Weet het college of er door de Nederlandse Kustwacht in de afgelopen vijf jaar überhaupt boetes zijn uitgedeeld aan schepen van en naar de haven van Rotterdam voor illegaal lozen? Indien ja, hoe vaak is dit het geval geweest?

11. Beschikt het college over informatie over het volume van deze lozingen en de gevolgen voor het milieu, bijvoorbeeld door het onderhouden van ruggespraak met Rijkswaterstaat? Indien nee, is deze informatie te verkrijgen?

Maatschappelijke organisaties pleiten voor een schoonmaakinstallatie in havens om opslagtanks op een meer milieuvriendelijke manier te ontdoen van paraffine en andere chemicaliën.

12. Denkt het college dat een geavanceerde schoonmaakinstallatie in de haven een goede toevoeging is aan het duurzaamheidsbeleid van Rotterdam? Indien nee, waarom niet?

13. Is het college bereid in contact te treden met het HbR en een dergelijke schoonmaakinstallatie bespreekbaar te maken? Indien nee, waarom niet?

Richtlijn 2000/59/EC (1) van de Europese Unie gaat over voornoemde schoonmaakinstallaties, de zogenoemde havenontvangstvoorziening. In artikel 4, lid 1 van de richtlijn staat het volgende:

“De lidstaten dragen zorg voor de beschikbaarheid van havenontvangstvoorzieningen die toereikend zijn voor de behoeften van de schepen welke hun havens gewoonlijk aandoen.”

14. Vindt het college dat er wordt voldaan aan het bepaalde in artikel, 4, lid 1 van de richtlijn? Indien ja, waarom?

15. Welke middelen heeft het college tot haar beschikking, als grootaandeelhouder van het HbR, om een havenontvangstvoorziening in de haven van Rotterdam af te dwingen?

Met alleen een schoonmaakinstallatie kom je er niet, omdat zeezwaaien vooral wordt ingegeven door een financiële afweging. Het college beschikt als grootaandeelhouder van het HbR over instrumenten om vervuilend gedrag te bestraffen en goed gedrag te belonen. Zo zou wat ons betreft een schip dat zeezwaait opnieuw havengelden moeten betalen. Gebruik van een eventuele schoonmaakinstallatie moet gratis worden, desnoods door de havengelden voor schepen die chemicaliën vervoeren te verhogen en schoonmaak in de haven kostendekkend te maken. Maatschappelijke organisaties zoals Ecomare en Stichting de Noordzee pleiten hier al jaren voor.

16. Weet het college of zeezwaaiende schepen van en naar de haven van Rotterdam voor een tweede keer havengelden moeten betalen, aangezien zij de haven voor een tweede keer invaren? Indien nee, is het college bereid dit bij het HbR na te gaan?

17. Vindt het college het een goed idee om opnieuw havengelden te vragen aan zeezwaaiende schepen die de haven van Rotterdam in- en uitvaren? Indien nee, waarom niet?

18. Is het college bereid met het HbR te overleggen of een eventuele schoonmaakinstallatie kan worden bekostigd met verhoging van de havengelden voor schepen die chemicaliën vervoeren? Indien nee, waarom niet?

Wij zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet.

(1) http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CONSLEG:2000L0059:20081211:NL:PDF

Indiendatum: okt. 2016
Antwoorddatum: 11 apr. 2017

Vraag 1 :
is het college bekend met de praktijk van zeezwaaien? Indien nee, heeft het college contact gezocht met het Havenbedrijf Rotterdam (HbR) om meer bekend te raken met deze praktijk?

Antwoord:
Over uw vragen heeft de gemeente Rotterdam niet alleen contact gehad met het HbR. maar ook met de Kustwacht, de Divisie Havenmeester, Port State Control van de Inspectie Leefomgeving en Transport en het Openbaar Ministerie. Deze partijen zijn het meest betrokken bij de door u genoemde praktijk.

Vraag 2:
Wat vindt het college van zeezwaaien, dat wil zeggen het lozen van paraffine of andere chemicaliën op zee?

Antwoord:
De gemeente Rotterdam is, net als vele andere betrokken partijen in Nederland, van mening dat het lozen van chemicaliën op zee zo veel mogelijk moet worden voorkomen. We hebben hier echter te maken met internationale regelgeving. Het lozen van waswater met wax of paraffines is onder de Marpol-wetgeving toegestaan, mits het schip "en route" is, minstens 7 knopen vaart, minimaal 12 zeemijl uit de kust en in water met minimaal 25 meter diepte. Nederland dringt internationaal overigens aan op strengere wetgeving, hetgeen vanuit Rotterdam wordt ondersteund.

Vraag 3:
Onderschrijft het college het verband tussen de scheepvaart en het lozen van paraffine of andere chemicaliën op zee? Indien nee, waarom niet?

Antwoord:
Het college, HbR en de Havenmeester onderschrijven dat dit verband er is. Maar internationale regelgeving staat het dus onder bepaalde voorwaarden toe. Zie verder het antwoord op vraag 2.

Vraag 4:
Weet het college of zeezwaaien voorkomt bij schepen die de haven van Rotterdam aandoen? Indien nee, is het college bereid bij het HbR na te gaan of zeezwaaien voorkomt bij deze schepen? Indien ja, hoe vaak komt zeezwaaien gemiddeld voor per jaar?

Antwoord:
Van het HbR hebben wij vernomen dat uit hun gegevens blijkt dat in 2016 twee maal een lozing van waxes/paraffines heeft plaatsgevonden. Hierbij werd echter voldaan aan de regels van de Marpol-wetgeving. Bij beide lozingen was het schip "en route", voer het minstens 7 knopen en bevond het zich minimaal 12 zeemijl uit de kust in water met minimaal 25 meter diepte.

Vraag 5:
Geldt er een registratieplicht voor schepen die uit- en invaren om zich te ontdoen van restjes chemische lading? Indien nee, vindt het college het een goed idee om zo'n registratieplicht in te stellen teneinde zeezwaaien beter in kaart te brengen?

Antwoord:
Ja, de Richtlijn 2000/59 betreffende Havenontvangstvoorzieningen schrijft voor dat elk schip (tenzij deze een ontheffing heeft) een melding moet doen aan de havenbeheerder van welke en hoeveel afvalstoffen deze aan boord heeft en wat het schip van plan is daarmee te doen. Hieronder vallen ook ladingrestanten.

De steller van de schríftelijke vragen geeft het volgende aan:
“Het lozen van paraffine en andere chemicaliën wordt geregeld in Bijlage II van het MARPOL-verdrag (Convention for the Prevention of Marine Pollution from Ships), waar het natte bulk betreft. In dit verdrag is bepaald dat het lozen van chemicaliën is toegestaan buiten de 12-mijlszone. Hieraan zijn wel strikte voorwaarden verbonden. Zo moeten de opslagtanks worden gewassen alvorens de haven te kunnen uitvaren voor
lozing. Chemische substanties dienen te zijn verdund tot 0,1 procent van het te lozen afvalwater. Zeer stroperige (i.e. viscose) materialen mogen sowieso niet worden geloosd. Voorts zijn er bepalingen over het volume van de te lozen chemicaliën en onder welke omstandigheden er mag worden geloosd. In het Nederlands recht js het Marpol-verdrag verankerd in de Wet voorkoming verontreiniging door Schepen.”

Vraag 6:
Kent het college de voorwaarden die van toepassing zijn op het lozen van chemicaliën buiten de 12-mijlszone? Indien nee, acht het college het van belang om van deze voorwaarden akte te nemen?

Antwoord:
Deze voorwaarden zijn bekend.

Vraag 7:
Welke overheidsinstantie ziet erop toe dat aan de voorwaarden van het lozen van chemicaliën buiten de 12-mijlszone wordt voldaan door schepen die de haven van Rotterdam aandoen?

Antwoord:
De Port State Control van de Inspectie Leefomgeving en Transport ziet nier als hoofdtoezichthouder op toe. De Divisie Havenmeester, afdeling Inspectie (medetoezichthouder) ontvangt een schríftelijke melding en kan controleren of aan de registratie-voorwaarden is voldaan.

De steller van de schríftelijke vragen geeft het volgende aan:
“Helaas wordt er ook illegaal geloosd. Het is illegaal om te lozen waar het niet is toegestaan, zoals binnen de 12-mijlszone, of om chemicaliën te lozen die met zijn toegestaan in het Marpol-verdrag. Volgens onze gegevens zijn er door de Nederlandse Kustwacht 105 illegale lozingen geconstateerd in 2015, volgens de criteria van het Akkoord van Bonn uit 1969. Dit akkoord is een multilateraal verdrag tussen de landen
rondom de Noordzee en de Europese Unie. Het aantal van 105 illegale lozingen is een enorme toename ten opzichte van enkele járen geleden, toen er 'slechts' enkele tientallen illegale lozingen werden geconstateerd.”

Vraag 8:
Beschikt het college over rapporten van de Nederlandse Kustwacht waaruit blijkt dat zeezwaaiende schepen, van en naar de haven van Rotterdam, zijn betrapt op het lozen van chemicaliën binnen de 12-mijlszone? Indien ja, is het college bereid deze rapporten openbaar te maken?

Antwoord:
Door de Zeehavenpolitie Is in 2014 naar aanleiding van een waargenomen lozing vanaf schepen twee maal onderzoek gedaan, waaruit bleek dat deze schepen vanuit Rotterdam vertrokken waren en hierna Rotterdam weer aandeden zonder een andere haven aan te doen. Uit deze onderzoeken bleek dat er conform de geldende regeis werd geloosd. De lozingen vonden niet binnen de 12-mijlszone plaats.

Vraag 9:
Weet het college of er in de afgelopen vijfjaar boetes zijn uitgedeeld aan schepen die de haven van Rotterdam aandeden en de regels van het Marpol-verdrag overtraden? Indien ja, hoe vaak is dit gebeurd?

Antwoord:
Door de Zeehavenpolitie zijn 16 boetes uitgedeeld voor Marpol Annex I overtredingen (optekenen in de journaals dan wel daadwerkelijke lozingen) en op verzoek van buitenlandse autoriteiten een strafrechtelijk onderzoek na waarnemen lozing vanaf schip.
Er zijn twee boetes voor het lozen van in strijd met het annex II van het Marpolverdag uitgedeeld en twee onderzoeken gedaan op verzoek van buitenlandse autoriteiten in verband met een dergelijke annex II lozing.
Tevens zijn er twee boetes uitgedeeld voor het gebruik van brandstof met een te hoog zwavelgehalte, hetgeen in strijd is met Annex VI van het Marpolverdrag.
Al de genoemde schepen hadden de Rotterdamse haven als bestemming.

Vraag 10:
Weet het college of er door de Nederlandse Kustwacht in de afgelopen vijfjaar überhaupt boetes zijn uitgedeeld aan schepen van en naar de haven van Rotterdam voor illegaal lozen? Indien ja, hoe vaak is dit het geval geweest?

Antwoord:
De Nederlandse Kustwacht deelt geen boetes uit.

Vraag 11:
Beschikt het college over informatie over het volume van deze lozingen en de gevolgen voor het milieu, bijvoorbeeld door het onderhouden van ruggespraak met Rijkswaterstaat? Indien nee, is deze informatie te verkrijgen?

Antwoord:
De gevolgen voor het milieu worden beschreven in wetenschappelijke studies. Het volume is onbekend.

Vraag 12:
Denkt het college dat een geavanceerde schoonmaakinstallatie in de haven een goede toevoeging is?

Antwoord:
De genoemde schoonmaakinstallaties (havenontvangstvoorzieningen) zijn al in ruime mate aanwezig in de haven. Er zijn momenteel 14 havenontvangstvoorzieningen die dit soort stoffen kunnen ontvangen en (laten) verwerken.

Vraag 13:
Is het college bereid in contact te treden met het HbR en een dergelijke schoonmaakinstallatie bespreekbaar te maken? Indien nee, waarom niet?

Antwoord:
Dit is niet nodig, omdat dergelijke installaties er al zijn.

Vraag 14:
Vindt het college dat er wordt voldaan aan het bepaalde in artikel, 4, lid 1 van de richtlijn? Indien ja, waarom?

Antwoord:
Ja, de Rotterdamse haven beschikt over adequate havenontvangstvoorzieningen.

Vraag 15:
Welke middelen heeft het college tot haar beschikking, als grootaandeelhouder van het HbR, om een havenontvangstvoorziening in de haven van Rotterdam af te dwingen?

Antwoord:
De Rotterdamse haven beschikt al over adequate havenontvangstvoorzieningen.

De steller van de schríftelijke vragen geeft het volgende aan:
“Met alleen een schoonmaakinstallatie kom je er niet, omdat zeezwaaien vooral wordt ingegeven door een financiële afweging. Het college beschikt als grootaandeelhouder van het HbR over instrumenten om vervuilend gedrag te bestraffen en goed gedrag te belonen. Zo zou wat ons betreft een schip dat zeezwaait opnieuw havengelden moeten betalen. Gebruik van een eventuele schoonmaakinstallatie moet gratis worden, desnoods door de havengelden voor schepen die chemicaliën vervoeren te verhogen en schoonmaak in de haven kostendekkend te maken. Maatschappelijke organisaties zoals Ecomare en Stichting de Noordzee pleiten hier al járen voor.”

Vraag 16:
Weet het college of zeezwaaiende schepen van en naar de haven van Rotterdam voor een tweede keer havengelden moeten betalen, aangezien zij de haven voor een tweede keer invaren? Indien nee, is het college bereid dit bij het HbR na te gaan?

Antwoord:
Als het schip tot buiten de ankerplaatsen vaart (verder dan 50 mijl op zee), wordt door het HbR altijd opnieuw havengeld gerekend, omdat het wordt gezien als een nieuw bezoek. Blijft het schip binnen de ankerplaats-gebieden, dan geldt dit als tweede binnenkomst in één reis en wordt korting gegeven op het havengeld, mits het schip niet langer dan 48 uur op zee is geweest (voor olietankers geldt 72 uur i.v.m. hun
vaarsnelheid).

Vraag 17:
Vindt het college het een goed idee om opnieuw havengelden te vragen aan zeezwaaiende schepen die de haven van Rotterdam in- en uitvaren? Indien nee, waarom niet?

Antwoord:
Zie ook het antwoord op vraag 16.

Vraag 18:
Is het college bereid met het HbR te overleggen of een eventuele schoonmaakinstallatie kan worden bekostigd met verhoging van de havengelden voor schepen die chemicaliën vervoeren? Indien nee, waarom niet?

Antwoord:
Dit is niet nodig, omdat deze voorziening er in ruime mate is.

Interessant voor jou

SV: Voorgenomen samenwerking Wereldmuseum en Nationaal Museum van Wereldculturen (NMVW)

Lees verder

SV: Herbestemming braakliggend gedeelte Tweede Maasvlakte

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer