SV: Herbestemming braakliggend gedeelte Tweede Maasvlakte
Indiendatum: nov. 2016
Op de website van RTL Z is op 2 november jongstleden een bericht (1) verschenen waarin wordt gesteld dat het Havenbedrijf Rotterdam (HbR) een nieuwe bestemming zoekt voor een gedeelte van de Tweede Maasvlakte. In het artikel staat dat tegenvallende groei in de overslag van containers ertoe heeft geleid dat het Havenbedrijf Rotterdam (HbR) zinspeelt op een nieuwe bestemming van het braakliggende gedeelte, aangezien er te weinig bedrijvigheid is in relatie tot het oppervlak van de Tweede Maasvlakte.
1. Kent het college de inhoud van voornoemd bericht?
2. Is er volgens het college sprake van tegenvallende groei van containeroverslag? Indien nee, waaruit blijkt dit?
3. Hoe is er in de Havenvisie 2030 geanticipeerd op een tegenvallende groei van containeroverslag als mogelijk toekomstscenario?
4. Heeft de tegenvallende groei van containeroverslag repercussies voor het dividend dat de gemeente Rotterdam ontvangt van het HbR en dat is geraamd in de meerjarenbegroting (e.g. zie bladzijde 1133 van de Begroting 2017)? Indien nee, waarom niet?
5. Heeft de tegenvallende groei van containeroverslag consequenties voor de nominale waarde van het HbR? Indien nee, waarom niet?
Voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte stelden de gemeente Rotterdam en het HbR destijds dat er meer ruimte nodig was voor de groei van de Rotterdamse haven, met het zogenoemde 'Global Competition Scenario' als uitgangspunt, ondanks dat er nog voldoende ruimte voorradig was op de Eerste Maasvlakte. Het Centraal Planbureau (CPB) was destijds uiterst kritisch over het groeiscenario zoals gepresenteerd door de gemeente Rotterdam en het HbR, zoals ook blijkt uit een uitzending van het radioprogramma Argos eind jaren negentig (2).
6. Is het college nog steeds van mening dat er meer ruimte nodig was voor de groei van de Rotterdamse haven, teneinde de groei van containeroverslag te faciliteren, ondanks dat het HbR nu stelt dat er voor honderden hectaren grond een nieuwe bestemming moet worden gezocht? Indien ja, waarom?
7. Vindt het college dat de Tweede Maasvlakte voldoet aan de verwachtingen zoals destijds geschetst door de gemeente Rotterdam en HbR? Indien ja, waarom?
8. Vindt het college het 'Global Competition Scenario' achterhaald? Indien nee, waarom niet? Indien ja, welk scenario is thans leidend in het nemen van langetermijnbeslissingen?
Het HbR denkt volgens het artikel aan meerdere nieuwe bestemmingen voor de Tweede Maasvlakte. Zo wordt er gedacht aan een groot windmolenpark, een ontmantelingsinstallatie voor olieplatforms of de ontwikkeling van biochemische industrie.
9. Klopt het volgens het college dat het HbR zinspeelt op herbestemming van een gedeelte van de Tweede Maasvlakte? Indien nee, hoe verklaart het college de berichtgeving op de website van RTL Z?
10. Weet het college hoe het HbR denkt het braakliggende gedeelte van de Tweede Maasvlakte te kunnen herbestemmen? Indien nee, waarom niet?
11. Geeft het college voorkeur aan een bepaalde invulling van herbestemming, ingegeven door inzichten die zij heeft met betrekking tot de levensvatbaarheid van bedrijfstakken? Indien nee, waarom niet?
12. Is het college van plan om tijdens de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering haar invloed als grootaandeelhouder aan te wenden om de op handen zijnde herbestemming vorm te geven? Indien nee, waarom niet?
Herbestemming van een gedeelte van de Tweede Maasvlakte biedt een unieke kans om aan de 'duurzame haven' te werken. De aanleg van een windmolenpark is in dit kader een goed idee, evenals investeringen in de circulaire economie. Zo zou de Tweede Maasvlakte een proeftuin kunnen worden van bedrijven die elkaars reststromen gebruiken als grondstof. Dit leidt tot wat doorgaat als een ecosysteem van bedrijven die elkaar versterken, waarbij een optimale collectieve uitkomst voorop staat. Afval en restwarmte worden namelijk tot een minimum beperkt.
13. Wat vindt het college ervan het braakliggende gedeelte van de Tweede Maasvlakte in te richten als proeftuin van bedrijven die elkaars reststromen gebruiken?
14. Denkt het college dat er Europese subsidies bestaan voor cofinanciering van een dergelijke proeftuin, nog afgezien van de mening van het college ten aanzien van dit idee?
Wij zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet.
(1) https://www.rtlz.nl/algemeen/economie/gezocht-nieuwe-bestemming-voor-tweede-maasvlakte
(2) http://www.vpro.nl/speel~POMS_VPRO_1728892~tweede-maasvlakte-ll-argos~.html
Indiendatum:
nov. 2016
Antwoorddatum: 7 apr. 2017
Hieronder volgen de vragen en onze beantwoording:
Vraag 1:
Kent het college de ínhoud van voornoemd bericht?
Antwoord:
Het college is bekend met de ínhoud van dit bericht.
Vraag 2:
Is er volgens het college sprake van tegenvallende groei van containeroverslag? Indien nee, waaruit blijkt dit?
Antwoord:
Sinds het uitbrengen van de Havenvisie 2030 in 2011 zijn er grote veranderingen in de wereldeconomie en -handel opgetreden die gevolgen hebben voor het haven- en industriecomplex van Rotterdam. Deze ontwikkelingen (o.m. lagere groeiverwachtingen, ook in BRIC landen, dynamische containermarkt, allianties en overcapaciteit, scherpe concurrentie Hamburg - Le Havre range) en de effecten voor de Rotterdamse haven staan uitgebreid beschreven in Voortgangsrapportages Havenvisie (VRH) van de afgelopen járen, die de gemeenteraad ook ontving. Recent hebben de partners rondom de uitvoering van de Havenvisie onder leiding van het Havenbedrijf Rotterdam de Voortgangsrapportage Havenvisie 2016 afgerond, welke reeds aan de gemeenteraad is toegestuurd en op 1 februari 2017 in de commissie van Economie, Haven, Mobiliteit en Duurzaamheid (EHMD) is besproken.
Elk kwartaal publiceert het HBR daarnaast de overslagcijfers met daarin de overslag van containers expliciet benoemd, in de eerste drie kwartalen van 2016 nam de overslag van containers af met 0,40% in TEU (eenheidsmaat) en met 1.2% in gewicht.
In totaal werd 9,3 miljoen TEU overgeslagen, 94,8 miljoen ton.
De eerste vijf maanden van 2016 was de containeroverslag geringer dan vorig jaar, sinds juni is de overslag groter. De surseance van betaling van rederij Hanjin leidde ertoe dat Rotterdam naar schatting ongeveer 30.000 TEU misliep. Andere rederijen gaan de klanten van Hanjin bedienen, waardoor dit een tijdelijk effect is.
De overslag van containers steeg 1,2% tot 12,4 miljoen TEU (twenty feet equivalent
unit, de eenheidsmaat voor containers) en 0,6% in gewicht tot 127,1 miljoen ton. In het tweede halfjaar werd 4,90Zo meer overgeslagen dan in dezelfde periode het jaar ervoor. De twee nieuwe containerterminals op Maasvlakte 2 hebben in het tweede halfjaar een sterke groei doorgemaakt. In het eerste halfjaar behandelden ze samen nog 0,6 miljoen TEU, in het tweede halfjaar 1,1 miljoen TEU. De ontwikkeling van de
huidige volumes aan containers bevindt zich binnen de bandbreedte van de diverse scenario’s die in de Havenvisie 2030 zijn geschetst.
Vraag 3:
Hoe is er in de Havenvisie 2030 geanticipeerd op een tegenvallende groei van containeroverslag als mogelijk toekomstscenario?
Antwoord:
In de Havenvisie 2030 zijn vier verschillende scenario’s gepresenteerd, waarmee in de toekomst rekening dient te worden gehouden en hun effecten op de groei van de goederenstromen. Scenario’s hebben als doel om inzicht te krijgen in mogelijke structurele ontwikkelingen in de wereld en de impact daarvan op - in dit geval - de Rotterdamse haven. Hiermee kan in beleid en strategie zo goed mogelijk worden
geanticipeerd op die ontwikkelingen, zonder dat we ons blind staren op 1 scenario. Op basis van dominante trends uit de Havenvisie 2030 destijds, verschilden de scenario’s van elkaar in de factoren Economische groei, Wereldhandel, Olieprijs en Milieubeleid.
Zo is er ook een “low growth” scenario gepresenteerd in de Havenvisie.
Ten aanzien van Maasvlakte 2 kan gesteld worden dat het zeer adaptief is. Er is immers een tweede fase die nog niet concreet is gebouwd, juist om te zorgen dat nauwe aansluiting bij de markt bij vertraging of versnelling mogelijk is en om braakliggende gronden te voorkomen.
Specifiek voor de haven van Rotterdam is in de Voortgangsrapportage Havenvisie 2015 beschreven dat door allerlei veranderingen met name in de wereldhandel en energietransitie, de scenario’s uit de Havenvisie 2030 niet allemaal meer valide zijn.
In de Voortgangsrapportage Havenvisie 2016 zijn daartoe vier nieuwe scenario’s ontwikkeld voor de lange termijn: Conservative Carbon, Fossil Forward, Lean & Green en Green Unlimited.
Vraag 4:
Heeft de tegenvallende groei van containeroverslag repercussies voor het dividend dat de gemeente Rotterdam ontvangt van het HBR en dat is geraamd in de meerjarenbegroting (e.g. zie bladzijde 1133 van de Begroting 2017)? Indien nee, waarom niet?
Antwoord:
De lagere groei van de op- en overslag van containers op MV2 heeft geen effect op het dividend dat de gemeente Rotterdam als aandeelhouder mag verwachten voor 2017.
Het dividend van beide aandeelhouders kent tot en met 2020 een vast karakter. Daarna is het dividend mede afhankelijk van het netto resultaat, het netto resultaat is weer een resultante van vele andere opbrengsten en kosten. Deze ontwikkelingen geven op dit moment geen aanleiding om wijzigingen in de lange termijn raming aan te brengen.
Vraag 5:
Heeft de tegenvallende groei van containeroverslag consequenties voor de nominale waarde van het HBR? Indien nee, waarom niet?
Antwoord:
De lagere groei van de op- en overslag van containers heeft geen effect op de nominale waarde van het HBR. De nominale waarde is de boekwaarde van alle assets die het HBR in eigendom heeft. Jaarlijks toetst het HBR de boekwaarde van deze assets aan de toekomstige opbrengstwaarde (van de assets). Ook met een lagere groei is het verschil tussen boekwaarde en toekomstige opbrengstwaarde positief; dat
wil zeggen dat het HBR buiten de reguliere financiële afschrijvingen niet hoeft af te schrijven op haar assetportfolio ten gevolge van een verandering van nominale waarde.
Vraag 6:
Is het college nog steeds van mening dat er meer ruimte nodig was voor de groei van de Rotterdamse haven, teneinde de groei van containeroverslag te faciliteren, ondanks dat het HBR nu stelt dat er voor honderden hectaren grond een nieuwe bestemming moet worden gezocht? Indien ja, waarom?
Antwoord:
Het college is van mening dat er meer ruimte nodig was. Er zijn inmiddels 2 containerterminals voor grote zeeschepen op MV2 gekomen die internationaal bekend staan om hun (ruimte) efficiency, innovatie (robotisering) en duurzaamheid (energieneutraal, elektrificatie). Daarnaast heeft ECT op Maasvlakte 2 een terrein gereserveerd direct grenzend aan de Euromax Terminal Rotterdam. Op deze wijze kan ECT op termijn een uitbreiding van de bestaande Euromax Terminal realiseren.
MV2 is een antwoord op de schaalvergroting bij containerschepen. In de container sector worden steeds meer allianties gevormd. Naar verwachting zullen de allianties zich gaan richten op hubs, om zo schaalvoordelen te behalen. De positie van Rotterdam, met haar deep sea haven en faciliteiten om grote zeeschepen te ontvangen is dan gunstig. Recent hebben diverse allianties vaarroutes bekend gemaakt die
gunstig zijn voor de Rotterdamse Haven zoals: 2M, van Maersk en MSC
THE Alliance (de alliantie van contamerrederijen Hapag-Lloyd, Yang Ming, UASC, MOL, NYK Line en "K"Line)
Ocean Alliance (rederijen CMA CGM, Cosco, OOCL e Evergreen)
Deze ontwikkelingen laten zien dat, door de bereikbaarheid van de Tweede Maasvlakte, Rotterdam de schaalvergroting kan accommoderen.
Vraag 7:
Vindt het college dat de Tweede Maasvlakte voldoet aan de verwachtingen zoals destijds geschetst door de gemeente Rotterdam en het HBR? Indien ja, waarom?
Antwoord:
Het voldoet aan de verwachtingen. Zoals gezegd, zijn er inmiddels 2 containerterminals voor grote zeeschepen op MV2 gekomen die internationaal bekend zijn om hun (ruimte) efficiency, innovatie en duurzaamheid De 400 ha nieuw uitgegeven grond voor containers had niet geaccommodeerd kunnen worden in het bestaand gebied. MV2 is duurzaam aangelegd (zand uit zee) en de modal split (gebruik van water, spoor in relatie tot vrachtwagens) heeft zich gunstig ontwikkeld. Daarnaast zijn er diverse marktontwikkelingen zoals ook onder 2 zijn beschreven.
Vraag 8:
Vindt het college het '‘Global Competition Scenario" achterhaald? Indien nee, waarom niet? Indien ja, welk scenario is thans leidend in het nemen van lange termijn beslissingen?
Antwoord:
In de Voortgangsrapportage Havenvisie 2014 en 2015 werd al geconstateerd dat er een aanhoudende lagere groei in de wereldhandel is (o.a. ook in de BRIC landen), schaalvergroting en overcapaciteit in de containerscheepvaart, nieuwe handelsroutes en fundamentele veranderingen in de energiemarkt (zie Voortgangsrapportage Havenvisie 2015). Op deze trends en ontwikkelingen speelt het HBR in zijn business
development en strategie in (zie ook antwoord bij vraag 3). Zoals eerder aangegeven zijn er verschillende scenario’s waarmee rekening dient te worden gehouden en zijn de scenario’s herzien.
Vraag 9:
Klopt het volgens het college dat het HBR zinspeelt op herbestemming van een gedeelte van de Tweede Maasvlakte? Indien nee, hoe verklaart het college de berichtgeving op de website van RTL Z?
Antwoord:
Dit klopt. Het is 10 jaar geleden dat het bestemmingsplan Maasvlakte 2 is vasrgesteld door de gemeenteraad van Rotterdam. Zoals met alle bestemmingsplannen wordt ook dit bestemmingsplan na 10 jaar herzien. Hierover bent u als Raad geïnformeerd per collegebrief van 4 oktober jl. (kenmerk: 16bb7376). Bij die brief is als bijlage de notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) opgenomen. Deze NRD geeft weer welke invulling
van Maasvlakte 2 wordt onderzocht en hoe de effecten van die invulling in beeld worden gebracht.
Vraag 10:
Weet het college hoe het HBR denkt het braakliggende gedeelte van de Tweede Maasvlakte te kunnen herbestemmen? Indien nee, waarom niet?
Antwoord:
Ja, zie het antwoord onder 9.
Vraag 11:
Geeft het college voorkeur aan een bepaalde invulling van herbestemming, ingegeven door inzichten die zij heeft met betrekking tot de levensvatbaarheid van bedrijfstakken? Indien nee, waarom niet?
Antwoord:
Het HBR stemt op hoofdlijnen de strategische richting af met aandeelhouders (en dus ook de gemeente Rotterdam) en RvC middels de ondernemingsstrategie. De Havenvisie, welke onder leiding van het Havenbedrijf met vele partners waaronder de gemeente Rotterdam is opgesteld, is het publieke kader voor de strategie op langere termijn. In beide documenten worden strategische doelen en richting bepaald, ook rond bedrijfstakken. De verantwoordelijkheid voor het succesvol implementeren van die strategie en ook de specifieke invulling van de gebieden is bij het HBR belegd. Het is niet aan het college om op detailniveau keuzes te maken t.a.v. de invulling/ontwikkeling van een bepaald gebied met bepaalde bedrijfstakken.
Vraag 12:
Is het college van plan om tijdens de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering haar invloed als grootaandeelhouder aan te wenden om de op handen zijnde herbestemming vorm te geven? Indien nee, waarom niet?
Antwoord:
Het gaat nu om het herzien van het bestemmingsplan, daarvoor is de gemeente bevoegd gezag. De gemeenteraad stelt zelf het bestemmingsplan vast. Bij de ontwikkeling van dit bestemmingsplan werken HBR en het cluster Stadsontwikkeling ambtelijk intensief samen, alsook met de DCMR.
Vraag 13:
Wat vindt het college ervan het braakliggende gedeelte van de Tweede Maasvlakte in te richten als proeftuin van bedrijven die eikaars reststromen gebruiken?
Antwoord:
Zoals benoemd in de Havenvisie en ondernemingsstrategie heeft het HBR de ambitie uitgesproken om pro-actief met energietransitie en circulaire economie aan de slag te gaan. Zoals bekend, hebben het college en de raad de Havenvisie vastgesteld. Om deze ambitie te realiseren, onderneemt het Havenbedrijf Rotterdam verschillende initiatieven, zoals het hergebruiken van restwarmte en C02 in de warmterotonde en
Leiding over West. Andere mogelijkheden zijn om circulariteit bij bestaande industrie te stimuleren. Welke rol Maasvlakte 2 hierin krijgt wordt in de toekomst nader uitgewerkt en ingevuld. Een bestemmingsplan is kaderstellend voor de activiteiten in het gebied. Het voornemen van de herziening is om de industrie op het gebied van de circulaire economie mogelijk íe maken. De nieuwe markten van de toekomst zijn op nieuwe,
duurzame technologieën gedreven, waarvan nog niet altijd zeker is welke doorbreekt.
Vraag 14:
Denkt het college dat er Europese subsidies bestaan voor cofinanciering van een dergelijke proeftuin, nog afgezien van de mening van het college ten aanzien van dit idee?
Antwoord:
Initiatieven in relatie tot energietransitie en circulaire economie komen in eerste instantie vanuit bedrijven Het is gebruikelijk om te beoordelen in hoeverre zich mogelijkheden voordoen om cofinanciering vanuit Europa of andere bronnen te organiseren voor dergelijke initiatieven. Ook in het kader van de Roadmap Next Economy wordt in dit verband de relatie met Europa gelegd.
Interessant voor jou
SV: Zeezwaaien
Lees verderSV: Bebouwing Hoekse kustlijn
Lees verder