Vragen: Opruimplicht voor hondenbezitters met lichamelijke beperking
Indiendatum: apr. 2017
Artikel 2:58 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Rotterdam bepaalt dat bezitters van een geleidehond of sociale hulphond zijn ontheven van de plicht tot opruimen van de uitwerpselen van hun hond. Wij nemen aan dat de ontheffing is ingegeven door de handicap van de bezitters, die kan worden aangetoond door de noodzaak voor het hebben van een dergelijke hond. Er zijn ook hondenbezitters die lichamelijk beperkt zijn zonder het hebben van een hond die hen ondersteunt in de dagelijkse gang van zaken. Deze bezitters kunnen bijvoorbeeld in een rolstoel of scootmobiel zitten of gebruik maken van een rollator. In al deze gevallen zullen deze hondenbezitters moeite hebben te voldoen aan de opruimplicht. In voornoemd artikel van de APV worden zij evenwel niet specifiek genoemd als het aankomt op ontheffing van de plicht tot opruimen. Wel is het zo dat lid 4 van het artikel het college de vrijheid verschaft ontheffing te verlenen.
1. Kunnen hondenbezitters met een lichamelijke beperking en die aantoonbaar moeite hebben met het voldoen van de opruimplicht, zich beroepen op lid 4 van Artikel 2:58 van de APV? Indien ja, hoe? Indien ja, welke bescheiden dienen dergelijke hondenbezitters te overleggen voor een succesvol beroep? Indien ja, op welke wijze wordt de mogelijkheid tot ontheffing gecommuniceerd naar dergelijke hondenbezitters? Indien nee, voor wie is de bepaling in de APV bedoeld?
Sommige delen van het Rotterdamse hondenbeleid zijn gedelegeerd naar de gebiedscommissies, bijvoorbeeld het aanwijzen van losloopgebieden. Het kan zijn dat het verlenen van een ontheffing van de opruimplicht eveneens is gedelegeerd, al dan niet in overeenstemming met Artikel 2:58 lid 4 van de APV.
2. Is het verlenen van een ontheffing van de opruimplicht gedelegeerd naar de gebiedscommissies? Indien ja, hoe kunnen hondenbezitters een ontheffing aanvragen? Indien ja, is een dergelijke ontheffing geldig voor de hele stad of dienen hondenbezitters per gebied een ontheffing aan te vragen? Indien ja, op welke wijze wordt de mogelijkheid tot ontheffing gecommuniceerd naar dergelijke hondenbezitters?
Wij zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet.
Indiendatum:
apr. 2017
Antwoorddatum: 15 jun. 2017
Vraag 1:
Kunnen hondenbezitters met een lichamelijke beperking en die aantoonbaar moeite hebben met het voldoen van de opruimplicht, zich beroepen op lid 4 van Artikel 2:58 van de APV? Indien ja, hoe? Indien ja, welke bescheiden dienen dergelijke hondenbezitters te overleggen voor een succesvol beroep? Indien ja, op welke wijze wordt de mogelijkheid tot ontheffing gecommuniceerd naar dergelijke hondenbezitters? Indien nee, voor wie is de bepaling in de APV bedoeld?
Antwoord:
Hondenbezitters met een beperking waardoor zij niet in staat zijn om de hondenpoep op te ruimen, kunnen een ontheffing aanvragen. Hiervoor moeten zij aantonen dat ze inderdaad niet kunnen voldoen aan de opruimplicht. Een medische verklaring is het meest logische bescheid, waarmee dit aangetoond kan worden. Slechts een beperkte groep hondenbezitters heeft een dermate beperking dat niet voldaan kan worden aan de opruimplicht. Er wordt dan ook niet actief over gecommuniceerd. Binnen Rotterdam hanteren we een praktische aanpak. Onze handhavers kunnen, los van de vraag of iemand in bezit is van een ontheffing, besluiten om niet over te gaan tot het uitschrijven van een strafbeschikking (een discretionaire handhavingsbevoegdheid). Dit is afhankelijk van de feiten en/of omstandigheden tijdens het constateren van het overtreden van de opruimplicht. Met name wordt gedoeld op de omstandigheid dat het voor de handhaver zeer duidelijk is dat de betrokkene niet in staat is om de poep, zelfs niet met hulpmiddelen, van zijn hond op te ruimen. Een voorbeeld kan zijn dat betrokkene niet uit zijn scootmobiel of rolstoel kan komen, of dat hij, wandelend met een rollator, niet in staat is te bukken. Onze handhavers zijn goed in
staat om deze inschatting te maken. In de praktijk beboeten wij dus in principe niet op het overtreden van de opruimplicht bij deze betreffende groep Rotterdammers.
Voorts wordt gesteld:
“Sommige delen van het Rotterdamse hondenbeleid zijn gedelegeerd naar de gebiedscommissies, bijvoorbeeld het aanwijzen van losloopgebieden. Het kan zijn dat het verlenen van een ontheffing van de opruimplicht eveneens is gedelegeerd, al dan niet in overeenstemming met Artikel 2:58 lid 4 van de APV.”
Vraag 2:
Is het verlenen van een ontheffing van de opruimplicht gedelegeerd naar de gebiedscommissies? Indien ja, hoe kunnen hondenbezitters een ontheffing aanvragen? Indien ja, is een dergelijke ontheffing geldig voor de hele stad of dienen hondenbezitters per gebied een ontheffing aan te vragen? Indien ja, op welke wijze wordt de mogelijkheid tot ontheffing gecommuniceerd naar dergelijke hondenbezitters?
Antwoord:
De gebiedscommissie is bevoegd tot het verlenen van ontheffingen van de opruimplicht. De bevoegdheid van de commissie is beperkt tot het eigen gebied. Formeel betekent dit dat de betrokkene bij iedere gebiedscommissie een aparte ontheffing moet aanvragen. Om te voorkomen dat dit tot misverstanden gaat leiden, kunnen onze handhavers gebruik maken van hun discretionaire handhavingsbevoegdheid: zie ook het antwoord op vraag 1. Indien een hondenbezitter een ontheffing laat zien, zullen de handhavers afzien van handhaving. Het maakt daarbij niet uit in welk gedeelte van de gemeente Rotterdam het nalaten van de opruimplicht plaatsvindt.
Op de pagina www.rotterdam.nl/honden zullen wij de hierboven genoemde mogelijkheid onder de aandacht brengen.
Interessant voor jou
Vragen: Homoseksualiteit een keuze?
Lees verderVragen: Overlast tegen overlast door mosquito's
Lees verder