Vragen: Aggregatieniveau van het wijkprofiel
Indiendatum: aug. 2016
Enige tijd geleden heeft de de gemeenteraadsfractie van de Partij voor de Dieren in Rotterdam – onder andere gesteund door de VVD – een motie (kenmerk 16bb5590) ingediend om de wijken en buurten in Rotterdam op een lager aggregatieniveau te benaderen. De motie is verworpen. Aanleiding voor de motie was de discussie over het zogeheten Plan-Oost, een miljoeneninvestering in het oostelijk deel van de stad. Volgens het college is Plan-Oost noodzakelijk voor verbetering van de wijken Ommoord en Zevenkamp. Veel raadsleden vroegen zich vertwijfeld af wat de waarde van de huidige wijkprofielen (1) zijn die mede bijdragen aan het maken van afwegingen al dan niet te investeren in een deel van de stad. Wijkprofielen geven een globaal beeld van onze gebieden (veertien stuks) door gebruik te maken van de indices veilig, fysiek en sociaal. Het gebied Prins-Alexander, waar Ommoord en Zevenkamp onder vallen, staat er in de wijkprofielen florissant bij in vergelijking met andere gebieden in de stad. Ten opzichte van 2014 vertoont het gebied met betrekking tot veilig, fysiek en sociaal bovendien een stijgende lijn. Ingezoomd op wijkniveau laten ook de wijken Ommoord en Zevenkamp een stijgende lijn zien.
Graag willen wij geloven dat een investering in 'Oost' nodig is, maar sluitend bewijs ontbreekt, en daarmee de legitimering van de uitgave van gemeenschapsgeld.
In een artikel in De Telegraaf van 29 juli jongstleden wordt een ander maar sterk gerelateerd probleem voor het voetlicht gebracht, namelijk gebieden met wijken die sterk uiteenlopen voor wat betreft veilig, fysiek en sociaal. In het artikel beklaagt de gebiedscommissievoorzitter van gebied Kralingen-Crooswijk zich erover dat bepaalde wijken die wel een opknapbeurt kunnen gebruiken – à la Plan-Oost – door het aggregatieniveau van het wijkprofiel in beleid niet als problematisch worden ervaren. Door het gemiddelde van het desbetreffende gebied te nemen (veilig: 104; fysiek: 104; sociaal: 99) worden de problemen van de wijken Oud-Crooswijk (91, 88, 72), Rubroek (97, 102, 95) of Kralingen-West (95, 104, 98) niet zichtbaar. Het gegeven dat de Raad in juli een motie voor een 'Plan-Oud-Crooswijk' heeft aangenomen doet niets af aan de huidige lacune in beleid en is wat ons betreft te afhankelijk van voorkeur of willekeur. Wat voor Kralingen-Crooswijk geldt, geldt ook voor het gebied Hillegersberg-Schiebroek. De gebiedscommissievoorzitter heeft tijdens het inspraakmoment voor gebieden in aanloop naar de Begroting 2016, afgelopen najaar, gesteld dat de wijk Schiebroek-Zuid een regelrechte achterstandswijk is. Maar in de wijkprofielen wordt Schiebroek-Zuid niet als wijk erkend – het gaat op in de wijk 'Schiebroek'. Desalniettemin staat Schiebroek er in vergelijking met Hillegersberg minder goed voor, gelijk het verschil tussen Crooswijk en het overgrote deel van Kralingen.
Beide gebieden scoren goed op de indices in de wijkprofielen. Maar dit zegt dus niet zoveel. Hierdoor lopen zij investeringen mis die goed gebruikt kunnen worden en waar zij ook recht op hebben.
1. Is het college op de hoogte van de zorgen van gebiedscommissies omtrent de problemen van specifieke wijken in gebieden die door het aggregatieniveau van het wijkprofiel met betrekking tot de indices veilig, fysiek en sociaal niet of slecht opgemerkt worden? Indien ja, hoe springt het college om met deze zorgen? Indien nee, is het college bereid akte te nemen van deze zorgen?
2. Erkent het college dat het aggregatieniveau van het wijkprofiel problemen verbloemt? Indien nee, waarom niet? Indien ja, wat gaat het college hieraan doen?
3. Is het college bereid in alle gebieden te inventariseren of het problematische karakter van bepaalde wijken door het aggregatieniveau van het wijkprofiel niet of slecht opgemerkt wordt, bijvoorbeeld door navraag bij gebiedscommissies maar ook bij wijkteams, scholen of bewonersorganisaties?
4. Wat is voor het college de waarde van de wijkprofielen met het huidige aggregatieniveau voor het maken van overwegingen om ergens te investeren, met inachtneming van de aangestipte problematiek?
5. Erkent het college dat sommige gebieden investeringen mislopen als gevolg van overwegingen die worden gemaakt op basis van het wijkprofiel? Indien nee, waarom niet?
6. Is het college bereid de wijk Schiebroek in het wijkprofiel van Hillegersberg-Schiebroek op te delen in 'Schiebroek-Noord' en 'Schiebroek-Zuid'? Indien nee, waarom niet?
Wij nemen de noodkreet van gebiedscommissies ter harte die menen dat sommige wijken in hun gebied niet de aandacht krijgen die ze verdienen. Gebiedscommissies zijn immers de oren en ogen van de wijk en weten als geen ander waar het knelt.
7. Is het college bereid om de wijkprofielen zo in te richten dat zij hun naam eer aan doen, namelijk het centraal stellen van wijken in plaats van gebieden, en hierop afwegingen te maken voor het doen van investeringen? Indien nee, waarom niet?
Wij zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet.
Indiendatum:
aug. 2016
Antwoorddatum: 11 okt. 2016
Vraag 1:
Is het college op de hoogte van de zorgen van gebiedscommissies omtrent de problemen van specifieke wijken in gebieden die door het aggregatieniveau van het wijkprofiel met betrekking tot de indices veilig, fysiek en sociaal niet of slecht opgemerkt worden? Indien ja, hoe springt het college om met deze zorgen? Indien nee, is het college bereid akte te nemen van deze zorgen?
Vraag 2:
Erkent het college dat het aggregatieniveau van het wijkprofiel problemen verbloemt? Indien nee, waarom niet? Indien ja, wat gaat het college hieraan doen?
Vraag 3:
Is het college bereid in alle gebieden te inventariseren of het problematische karakter van bepaalde wijken door het aggregatieniveau van het wijkprofiel niet of slecht opgemerkt wordt, bijvoorbeeld door navraag bij gebiedscommissies maar ook bij wijkteams, scholen of bewonersorganisaties?
Antwoord op de vragen 1, 2 en 3:
Ja, dit is ons bekend. Echter delen wij deze zorgen niet. Het in het wijkprofiel gebruikte aggregatieniveau van de wijk (en dus niet alleen het
gehele gebied) is een hanteerbaar en herkenbaar schaalniveau. Per wijk zijn via www.wiikprofiel.rotterdam.nl de cijfers opvraagbaar. Het is echter niet de enige manier waarop informatie over de wijk wordt verkregen. Wij werken in de wijk voor en met de bewoners en lokale partners en verkrijgen op die manier ook veel waardevolle informatie over knelpunten in buurten en wijken. Gesprekken met de Rotterdammer, meldingen uit het systeem buitenruimte en bijeenkomsten zoals buurt bestuurt zorgen voor die extra input. Op basis van deze signalen (vanuit de wijk of het wijkprofiel) kunnen eventueel verdiepende analyses worden gedaan op de gegevens van het wijkprofiel. Over diverse
indicatoren is ook op een lager aggregatieniveau informatie beschikbaar. Daarnaast kunnen zogenaamde signaalkaarten van een wijk gemaakt worden die ruimtelijke differentiatie binnen wijken zichtbaar maken.
Het wijkprofiel is bedoeld ter ondersteuning van het gebiedsgericht en wijkgestuurd werken. Op wijk- en gebiedsniveau moet het gesprek aangegaan worden met partners, bewoners en ondernemers over wat er in de wijk aan de hand is en waar wat aan gedaan moet worden. Problemen in wijken kunnen op heel verschillende schaal optreden. Afhankelijk van de aard van de problemen zijn dat soms straten of delen van straten, dan weer kan het om grotere delen van wijken gaan De resultaten van het wijkprofiel dienen juist om het gesprek over wat er in wijken speelt te stimuleren en focus aan te brengen.
Vraag 4:
Wat is voor het college de waarde van de wijkprofielen met het huidige aggregatieniveau voor het maken van overwegingen om ergens te investeren, met inachtneming van de aangestipte problematiek?
Antwoord:
Het wijkprofiel is een belangrijk instrument in de cyclus van het gebiedsgericht en wijkgestuurd werken en vormen samen met de inbreng van bewoners ondernemers en andere maatschappelijke partners de basis voor de gebiedsplannen en input voor ons collegewerkprogramma. Het wijkprofiel levert waar mogelijk inzicht in de te maken keuzes, maar het is geen beleidsinstrument an sich Waar extra te investeren is ook een
gevolg van eerdere beleidskeuzes, lopende en nieuwe stedelijke programma’s en keuzes naar aanleiding van debat met uw raad.
Vraag 5:
Erkent het college dat sommige gebieden investeringen mislopen als gevolg van overwegingen die worden gemaakt op basis van het wijkprofiel? Indien nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee, dit is met het geval. Zoals aangegeven vormen de resultaten van het wijkprofiel nooit de enige informatiebron op grond waarvan keuzes worden gemaakt. Het biedt een houvast voor de analyse van wijken en input voor het gesprek over wijken Het wijkprofiel is met nadruk een signaleringsinstrument (‘ thermometer”) en daar waar nodig wordt bij de beleidsbepaling rekening gehouden met indicatoren op een lager aggregatieniveau, zoals schouwresultaten op straatniveau of overlastmeldingen op buurtniveau. De duiding van de signalen die door het wijkprofiel wordt gegenereerd vindt plaats door het gesprek in de wijk.
Vraag 6:
Is het college bereid de wijk Schiebroek in het wijkprofiel van Hillegersberg- Schiebroek op te delen in ‘Schiebroek-Noor? en ‘Schiebroek-Zui?? Indien nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee, want naast de door de vraagstellers genoemde wijk Schiebroek. is dit ook bekend voor de wijk Schiemond (waartoe ook het Lloydkwartier behoort die de scores laat uitmiddelen) en de indeling van Hoogvliet in noord en zuid die door de Hoogvlieters anders ervaren wordt. Ook Groot-IJsselmonde is een voorbeeld. Dit is een wijk die ook bekendere buurten als Sportdorp en Hordijkerveld bevat. Het opsplitsen van de wijk
Schiebroek in Noord en Zuid zal dan ook voor deze wijken de vraag om splitsing in kleinere eenheden opwerpen Wij gebruiken voor het gehele wijkprofiel de eenduidig vastgestelde indelingen in gebieden en wijken zoals vastgelegd in de verordening op de gebiedscommissies. Dit is
een goed te hanteren indeling die ook gelijk is aan de indeling in wijken die het Centraal Bureau voor de Statistiek hanteert. Hiervan willen wij niet afwijken. Dit omdat de door ons en het CBS gewenste zichtbare ontwikkeling van de wijken in tijd dan te handhaven is. Ook zal het verzamelen van de benodigde respondenten voor deze kleinere eenheden een (te) grote inspanning vergen. Zoals eerder aangegeven werken wij wel met cijfers op een lager aggregatieniveau waar nodig.
Vraag 7:
ls het college bereid om de wijkprofielen zo in te richten dat zij hun naam eer aan doen, namelijk het centraal stellen van wijken in plaats van gebieden, en hierop afwegingen te maken voor het doen van investeringen? Indien nee, waarom niet?
Antwoord:
Zie onze eerdere beantwoording van vraag 4 en 6.
Interessant voor jou
SV: Onderdoorgangen fietsers Erasmusbrug
Lees verderSV: Kolonie blauwe reigers in Park Bijdorp
Lees verder