Raads­vragen: Zorgen Nationale Ombudsman over invoering Omge­vingswet


Indiendatum: jan. 2020

Geacht college,

In een artikel in NRC Handelsblad [1] van 11 december 2019 wordt de Nationale Ombudsman bevraagd over de gevolgen die de invoering van de Omgevingswet met zich zal meebrengen. De Omgevingswet gaat bij invoering – mogelijk per 1 januari 2021, mogelijk later – een groot aantal bestaande wetten vervangen, waarbij de wetgever heeft gemeend initiatieven voor ontwikkelingen ten aanzien van ruimtelijke ordening en leefomgeving bij burgers te leggen. Indachtig eerdere grootschalige majeure verschuivingen in wetgeving, zoals bij de decentralisaties in het sociale domein, uit de Nationale Ombudsman zijn zorgen over de invoering van de Omgevingswet. De Nationale Ombudsman stelt dat grote groepen burgers geen toegang zullen hebben tot de nieuwe mogelijkheden van de Omgevingswet, omdat gemeenten geen ondersteuning willen of kunnen bieden. Zo stelt de Nationale Ombudsman in voornoemd artikel onder andere het volgende:

“We komen uit een stelsel dat zegt: er is een wet, er zijn regels en we weten wie die handhaaft. Nu gaan we naar een stelsel waarin iedereen de vrijheid krijgt zelf het initiatief te nemen. Dat klinkt heel fijn, als ik straks een dakkapel kan neerzetten zonder vergunning. Maar als de buurman daar niet tevreden mee is, wie zegt dan of ik gelijk heb? Dan kan de overheid toch niet zeggen: ‘Dat mag iedereen zelf weten!’


Er zijn heel veel mensen die niet mee kunnen in die ingewikkelde bestuurlijke werkelijkheid van wetten, informatie, inspraak en participatie – of juist het ontbreken ervan.”

En ook:

“Wat we zien bij de vorige decentralisaties, is dat de terugtrekkende overheid individuen in de steek laat. Met de Omgevingswet gaat het over hele groepen die geen beroep meer kunnen doen op de overheid. Straks lukt het alleen de participatie-elite nog om nog mee te doen.”


1. Wat vindt u van de zorgen van de Nationale Ombudsman over de invoering van de Omgevingswet? Deelt u de mening dat grote groepen burgers niet mee kunnen doen met de nieuwe mogelijkheden die de wet zal bieden?

2. Hebben de zorgen van de Nationale Ombudsman geleid tot een andere benadering tot de invoering van de Omgevingswet in de gemeente Rotterdam? Indien nee, waarom niet? Indien ja, wat is er anders?

Het college heeft haar visie op de invoering van de Omgevingswet vervat in een beleidsnotitie met als titel 'De Veranderstad. Op weg naar de Rotterdamse omgevingsvisie' [2]. In de introductie van de notitie zet het college uiteen hoe zij haar rol ten aanzien van de ruimtelijke ordening en leefomgeving beziet, namelijk:

“Wij zien onze rol steeds meer als ‘navigerend’ in een netwerk van partijen waar we mee samenwerken. We bepalen de koers en bewaken de grote lijn, maar nodigen anderen uit om mee te denken en te doen. Dat is ook wat we met deze omgevingsvisie beogen.”


3. Hoe denkt u dat uw 'navigerende rol' burgers kan helpen die moeite hebben om goed gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden die de Omgevingswet biedt, of die bezwaar willen maken tegen initiatieven die om hen heen worden ontplooid?

Op dit moment loopt er een proef voor het regelluw maken van aanpassingen aan de eigen woning ('kleine bouwwerken') in enkele gebieden van de stad, waar een vergunning mede tot stand kan komen op basis van een burenakkoord. Anderzijds wil het college problemen ten aanzien van houtrook oplossen door buren met elkaar in gesprek te laten gaan, hopend op een passende oplossing voor het tegengaan van overlast.

4. Is de toegedichte verantwoordelijkheid aan het contact tussen buren een goed voorbeeld van de navigerende rol die u voorstaat als de Omgevingsvisie eenmaal is ingevoerd? Indien ja, hoe zorgt u ervoor dat een ieder over gelijke rechten en plichten beschikt? En indien ja, hoe bewaakt u het algemeen belang?

5. Bent u bereid in uw evaluatie van de toegedichte verantwoordelijkheid aan burencontact kritisch te kijken naar de problemen en knelpunten waartoe een terugtrekkende (in uw eufemistisch taalgebruik: navigerende) overheid kan leiden? Indien ja, bent u dan tevens bereid te evalueren of álle Rotterdammers goed konden gedijen binnen uw navigerende rol?

In een brief [3] aan de Tweede Kamer reageert de minister voor Milieu en Wonen op het eerder genoemde artikel. De minister stelt de zorgen van de Nationale Ombudsman te herkennen, maar ook goede voorbeelden te zien in het land waar gemeenten groepen burgers actief opzoeken tijdens de totstandkoming van de Omgevingsvisie en het Omgevingsplan, bijvoorbeeld in verzorgingstehuizen, op sportverenigingen of in buurthuizen. Volgens de minister zie je deze groepen burgers doorgaans niet in participatietrajecten. Voorts stelt de minister dat het Rijk ook wat doet aan de digitale toegankelijkheid van de Omgevingswet, voor burgers te bereiken via het zogenoemde Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Het Rijk wil dat laaggeletterden en personen met een visuele beperking ook gebruik kunnen maken van het DSO.

6. Bent u van plan tijdens de totstandkoming van de Omgevingsvisie en het Omgevingsplan groepen burgers op te zoeken die anders naar verwachting geen deel uitmaken van de formele participatietrajecten die de gemeente organiseert? Indien nee, waarom niet? Indien ja, welke groepen burgers heeft u reeds actief opgezocht en welke groepen gaat u nog benaderen?

7. Wat doet u momenteel aan de toegankelijkheid van het nog op te leveren DSO van de gemeente Rotterdam voor Rotterdammers die laaggeletterd of visueel beperkt zijn?

1 https://www.nrc.nl/nieuws/2019/12/11/wachten-op-klachten-is-geen-optie-meer-a3983566

2 https://rotterdam.raadsinformatie.nl/document/8085722/1

3 https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2019/12/18/kamerbrief-met-reactie-op-interview-nrc-met-nationale-ombudsman-over-omgevingswet/kamerbrief-met-reactie-op-interview-nrc-met-nationale-ombudsman-over-omgevingswet.pdf

Indiendatum: jan. 2020
Antwoorddatum: 11 feb. 2020

Klik hier voor de beantwoording van het college van burgemeester en wethouders op de website van de gemeenteraad van Rotterdam.