Bestrijding meeuwenoverlast in het havengebied
Indiendatum: jun. 2015
Geacht college,
Enige tijd geleden heeft de rechtbank in Amsterdam bepaald (1) dat een ontheffing verleend door het Rijk om meeuwenoverlast tegen te gaan in strijd is met de Flora- en faunawet. De ontheffing maakte het mogelijk eieren 'onklaar' te maken met een olie of te vervangen door nepexemplaren, met als doel de voortplanting van vier meeuwensoorten (kokmeeuw, stormmeeuw, zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw) af te remmen. De ontheffing werd verleend op basis van het bepaalde in Artikel 75 van de Flora- en faunawet, dat populatiebeheer onder bepaalde omstandigheden toestaat.
In de uitspraak van de Amsterdamse rechtbank werden Haarlem, Leiden en Alkmaar genoemd als gemeenten die gebruik hebben gemaakt van de gewraakte ontheffing. Deze drie gemeenten werken samen in het project 'Beheer Meeuwenoverlast', zogezegd om onderzoek te doen naar effectief populatiebeheer. De rechtbank stelt echter dat de verstoring van nesten enkel valt te rechtvaardigen als het onderzoek zich richt op de instandhouding van de genoemde meeuwensoorten. Dat was binnen het project 'Beheer Meeuwenoverlast' geenszins het geval, aldus de rechtbank.
1. Heeft het college kennis genomen van de rechterlijke uitspraak? Indien ja, wat vindt het college van de motivering onderliggend aan de uitspraak?
De rechterlijke uitspraak is mijns inziens belangwekkend voor de gemeente Rotterdam. Het Rotterdamse havengebied biedt namelijk een thuis aan diverse meeuwensoorten. Helaas worden die niet door iedereen altijd even lief worden gevonden. Het verjagen van kleine mantelmeeuwen op de Kop van de Beer laat zien hoe 'overlast' veroorzaakt door meeuwen in het havengebied momenteel wordt bestreden, maar ongetwijfeld zijn er andere voorbeelden voorhanden.
2. Stelt het college dat meeuwenoverlast wordt bestreden in het Rotterdamse havengebied? Indien ja, beschikt het college over een overzicht van alle activiteiten die in het havengebied met betrekking tot populatiebeheer van meeuwen worden ondernomen en kan dit overzicht openbaar worden gemaakt?
3. Aan welke voorwaarden moet de bestrijding van meeuwenoverlast in het Rotterdamse havengebied voldoen? Bijvoorbeeld, mogen broedende meeuwen worden verdreven van braakliggende percelen waarvoor geen concrete bouwplannen gelden?
Voor het Rotterdamse havengebied is een faunabeheerplan voor de periode 2015-2019 opgesteld, te weten 'Faunabeheerplan meeuwen havengebieden van Rotterdam, Dordrecht en Alblasserdam' (2). Ter introductie van het faunabeheerplan wordt opgemerkt dat een dergelijk plan moet worden opgesteld om te kunnen voldoen aan Artikel 68 van de Flora- en faunawet, dat door de auteur van het faunabeheerplan wordt opgevoerd als een wettelijke grondslag om meeuwenoverlast te mogen bestrijden middels een ontheffing. Artikel 68 bepaalt dat een ontheffing wordt verleend als de bestrijdingsmaatregelen in het belang zijn van volksgezondheid, openbare veiligheid en de veiligheid van het luchtverkeer, ter voorkoming van schade aan gewassen, bossen of bestaande flora- en fauna, en “met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen”.
4. Heeft het college kennis genomen van het vigerende faunabeheerplan voor meeuwen in het Rotterdamse havengebied?
5. Stelt het college dat de rechterlijke uitspraak conflicteert met het vigerende faunabeheerplan voor het Rotterdamse havengebied? Indien nee, heeft de rechterlijke uitspraak anderszins consequenties voor het populatiebeheer van meeuwen in het havengebied?
6. Is er volgens het college een ontheffing van kracht die de bestrijding van meeuwen in het Rotterdamse havengebied mogelijk maakt? Indien ja:
– Voor welke meeuwensoorten geldt de ontheffing?
– Door welke overheidsinstantie is de ontheffing verleend?
– Aan welke rechtspersoon is de ontheffing verleend?
– Wat is de looptijd van de ontheffing?
– Welke bestrijdingsmaatregelen worden door de ontheffing mogelijk gemaakt?
– Welke instantie controleert of aan de voorwaarden van de ontheffing worden voldaan?
7. Vindt het college dat de bestrijding van overlast veroorzaakt door de zilvermeeuw, stormmeeuw en kleine mantelmeeuw in het Rotterdamse havengebied, zoals genoemd in het vigerende faunabeheerplan, gerechtvaardigd is? Indien ja, waarom?
8. Stelt het college dat het bepaalde in Artikel 68 van de Flora- en faunawet van toepassing is op het Rotterdamse havengebied en dat dit het bestrijden van meeuwenoverlast legitimeert? Indien ja, aan welke van de opgesomde bepalingen denkt het college?
9. Stelt het college dat een ontheffing verleend op basis van Artikel 68 van de Flora- en faunawet een wezenlijk ander karakter heeft dan een ontheffing verleend op basis van Artikel 75 van de Flora- en faunawet? Indien ja, waarom?
10. Is er volgens het college om meeuwen in het Rotterdamse havengebied te kunnen bestrijden ook sprake van een vrijstelling of aanwijzing, laatstgenoemde op basis van Artikel 67 van de Flora- en faunawet? Indien ja, weet het college aan welke instantie een aanwijzing is afgegeven?
11. Kan het college de precieze rol duiden van de Faunabeheereenheid Zuid-Holland, de Omgevingsdienst Haaglanden en de Deltalinqs Werkgroep Flora en Fauna met betrekking tot het populatiebeheer van meeuwen? Indien nee, waarom niet?
Volgens de rechtbank in Amsterdam was er nog een vijfde meeuwensoort in het geding: de zwartkopmeeuw. Binnen het project 'Beheer meeuwenoverlast' was geen ontheffing verleend overlast veroorzaakt door deze meeuwensoort te bestrijden. De zwartkopmeeuw is een zeldzame broeder en heeft er geen enkele moeite mee zich te begeven in een kolonie stormmeeuwen. Bovendien lijken de eieren van deze twee meeuwensoorten op elkaar. Tijdens het broedseizoen zijn volgens de rechtbank de eieren van zwartkopmeeuwen zeer lastig te onderscheiden van die van stormmeeuwen, waardoor niet kan worden nagegaan of aan de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet worden voldaan.
12. Komt volgens het college de zwartkopmeeuw voor in het Rotterdamse havengebied? Indien ja, is er zoals binnen de rechterlijke uitspraak gesteld sprake van vermenging van zwartkopmeeuwen en stormmeeuwen?
13. Heeft de rechterlijke uitspraak over de zwartkopmeeuw consequenties voor de bestrijding van meeuwenoverlast in het Rotterdamse havengebied? Indien nee, waarom niet?
De motivering onderliggend aan de rechterlijke uitspraak over de zwartkopmeeuw zou ook kunnen gelden voor andere meeuwensoorten, zeker binnen de Rotterdamse context. In ons havengebied komt bijvoorbeeld de geelpootmeeuw voor die zeer lastig te onderscheiden is van de zilvermeeuw. Jonge geelpootmeeuwen lijken in alles op jonge zilvermeeuwen. De geelpootmeeuw is volgens Vogelbescherming Nederland overigens een uiterst schaarse broedvogel.
14. Zijn er nog andere zeldzame meeuwensoorten in het Rotterdamse havengebied die een generieke aanpak van overlast veroorzaakt door zilvermeeuwen, stormmeeuwen en kleine mantelmeeuwen strijdig maken met de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet, zoals bijvoorbeeld de geelpootmeeuw?
15. Denkt het college dat bedrijven die gebruik maken van een ontheffing om meeuwenoverlast te bestrijden genoeg kennis en kunde in huis hebben om de ene meeuwensoort van de andere te onderscheiden? Indien ja, waarom?
Ik zie uw beantwoording met belangstelling tegemoet.
(1) http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2015:2170
Indiendatum:
jun. 2015
Antwoorddatum: 1 jan. 1970
Op 4 juni 2015 stelde J.D. van der Lee-van der Haagen (PvdD) ons schriftelijke vragen over bestrijding meeuwenoverlast in het havengebied
Inleidend wordt gesteld:
Enige tijd geleden heeft de rechtbank in Amsterdam bepaald dat een ontheffing verleend door het Rijk om meeuwenoverlast tegen te gaan in strijd is met de Flora- en faunawet. De ontheffing maakte het mogelijk eieren 'onklaar' te maken met een olie of te vervangen door nepexemplaren, met als doel de voortplanting van vier meeuwensoorten (kokmeeuw, stormmeeuw, zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw) af te remmen. De ontheffing werd verleend op basis van het bepaalde in Artikel 75 van de Flora- en faunawet, dat populatiebeheer onder bepaalde omstandigheden toestaat.
In de uitspraak van de Amsterdamse rechtbank werden Haarlem, Leiden en Alkmaar genoemd als gemeenten die gebruik hebben gemaakt van de gewraakte ontheffing. Deze drie gemeenten werken samen in het project 'Beheer Meeuwenoverlast', zogezegd om onderzoek te doen naar effectief populatiebeheer. De rechtbank stelt echter dat de verstoring van nesten enkel valt te rechtvaardigen als het onderzoek zich richt op de
instandhouding van de genoemde meeuwensoorten. Dat was binnen het project 'Beheer Meeuwenoverlast' geenszins het geval, aldus de rechtbank.
Hieronder volgen de vragen en onze beantwoording:
Vraag 1:
Heeft het college kennis genomen van de rechterlijke uitspraak? Indien ja, wat vindt het college van de motivering onderliggend aan de uitspraak?
Antwoord:
Ja, wij hebben kennis genomen van de uitspraak. De motivering ervan is verhelderend voor toekomstige aanvragen voor ontheffingen. Met de ontheffingen die de gemeente Rotterdam aanvraagt en heeft verkregen is het in stand houden van de diersoort leidend.
Voorts wordt gesteld:
De rechterlijke uitspraak is mijns inziens belangwekkend voor de gemeente Rotterdam. Het Rotterdamse havengebied biedt namelijk een thuis aan diverse meeuwensoorten. Helaas worden die niet door iedereen altijd even Hef worden gevonden. Het verjagen van kleine mantelmeeuwen op de Kop van de Beer laat zien hoe 'overlast' veroorzaakt door meeuwen in het havengebied momenteel wordt bestreden, maar ongetwijfeld zijn er andere voorbeelden voorhanden.
Vraag 2:
Stelt het college dat mee uwen overlast wordt bestreden in het Rotterdamse havengebied? Indien ja, beschikt het college over een overzicht van alle activiteiten die in het havengebied met betrekking tot populatiebeheer van meeuwen worden ondernomen en kan dit overzicht openbaar worden gemaakt?
Antwoord:
Het Havenbedrijf Rotterdam N.V. is de beheerder van het gebied dat aan hen in erfpacht is uitgegeven. Als zelfstandige N.V. zijn zij zelf volstrekt verantwoordelijk voor het uitvoeren van maatregelen voor de ontwikkeling, aanleg, beheer en exploitatie van het Rotterdamse havengebied (inclusief het bestrijden van meeuwenoverlast). Wij hebben naar aanleiding van uw vragen navraag gedaan bij het Havenbedrijf en kunnen u het volgende melden:
Binnen het havengebied komen meeuwen voor op terreinen die bestemd zijn voor haven- en industrie activiteiten. Bij de ontwikkeling van deze terreinen worden werkzaamheden zoveel mogelijk buiten het broedseizoen uitgevoerd. Indien het echt niet anders kan, of werkzaamheden meerdere jaren in de beslag nemen, wordt het desbetreffende terrein broedvrij gehouden.
Tevens hebben het Havenbedrijf Rotterdam (hierna: HbR) en de Faunabescherming een meeuwenbeheerplan opgesteld, waarin is afgesproken dat het HbR jaarlijks zorgt voor broedgelegenheid voor ongeveer 25.000 kleine mantelmeeuwen. Om meeuwen te stimuleren zich te verplaatsen naar deze locaties worden lokmiddelen ingezet. Het betreft onder andere het aanbrengen van nestmateriaal (stro en takjes), het aanleggen van zoetwaterpoelen en het creëren van microreliëf. Middels monitoring word het effect van de lokmiddelen en de verplaatsingen gevolgd.
Vraag 3:
Aan welke voorwaarden moet de bestrijding van meeuwenoverlast in het Rotterdamse havengebied voldoen? Bijvoorbeeld, mogen broedende meeuwen worden verdreven van braakliggende percelen waarvoor geen concrete bouwplannen gelden?
Antwoord:
De ontheffing is in te zien op http://www.deltalinqs.nl/uploadfiles/file/20150513 UIT Milieu ODH-2015- 000162400Zo20ontheffinq0Zo20ffw?7o20meeuwen.pdf en tevens is een afschrift toegezonden aan Partij voor de Dieren Zuid-Holland. Aan de ontheffing zijn diverse algemene en specifieke voorschriften verbonden, waaronder de plicht om een jaarlijkse rapportage op te stellen.
Voorts wordt gesteld:
Voor het Rotterdamse havengebied ís een faunabeheerplan voor de periode 2015-2019 opgesteld, te weten 'Faunabeheerplan meeuwen havengebieden van Rotterdam, Dordrecht en Albiasserdam'. Ter introductie van het faunabeheerplan wordt opgemerkt dat een dergelijk plan moet worden opgesteld om te kunnen voldoen aan Artikel 68 van de Flora- en faunawet, dat door de auteur van het faunabeheerplan wordt opgevoerd als een wettelijke grondslag om meeuwenoverlast te mogen bestrijden middels een ontheffing. Artikel 68 bepaalt dat een ontheffing wordt verleend als de bestrijdingsmaatregelen in het belang zijn van volksgezondheid, openbare veiligheid en de veiligheid van het luchtverkeer, ter voorkoming van schade aan gewassen, bossen of bestaande flora- en fauna, en "met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen".
Vraag 4:
Heeft het college kennis genomen van het vigerende faunabeheerplan voor meeuwen ín het Rotterdamse havengebied?
Antwoord:
Ja, dit faunabeheerplan is ons bekend.
Vraag 5:
Stelt het college dat de rechterlijke uitspraak conflicteert met het vigerende faunabeheerplan voor het Rotterdamse havengebied? Indien nee, heeft de rechterlijke uitspraak anderszins consequenties voor het populatiebeheer van meeuwen in het havengebied?
Antwoord:
Nee, de rechterlijke uitspraak conflicteert niet met het vigerende faunabeheerplan. Nee, deze rechterlijke uitspraak heeft geen consequenties voor het populatiebeheer van meeuwen in het havengebied. Op basis van een beheerplan mogen geen ingrepen worden gedaan. Er is altijd een ontheffing (met bijhorende voorwaarden) nodig voor populatiebeheer.
Vraag 6:
Is er volgens het college een ontheffing van kracht die de bestrijding van meeuwen in het Rotterdamse havengebied mogelijk maakt? Indien ja:
- Voor welke mee uwen soorten geldt de ontheffing?
- Door welke overheidsinstantie is de ontheffing verleend?
- Aan welke rechtspersoon is de ontheffing verleend?
- Wat is de looptijd van de ontheffing?
- Welke bestrijdingsmaatregelen worden door de ontheffing mogelijk gemaakt?
- Welke instantie controleert of aan de voorwaarden van de ontheffing worden voldaan?
Antwoord:
Ja. De ontheffing is in te zien op http://www.deltalinqs.nl/uploadfiles/file/20150513 UIT Milieu ODH-2015- 00016240o7o20ontheffingo7o20ffw?Zo20meeuwen.pdf en tevens is een afschrift toegezonden aan Partij voor de Dieren Zuid-Holland.
De Faunabeheereenheid (FBE) heeft verschillende bedrijven toestemming gegeven om gebruik te maken van de ontheffing. Bedrijven dienen bij de aanvraag voor gebruik van de ontheffing een kort plan van aanpak toe te voegen met een kaart van het bedrijventerrein met een driedeling waarop is aangegeven:
- terrein waar geen bestrijding plaatsvindt en meeuwen ongestoord kunnen broeden, gebied wordt eventueel aantrekkelijk gemaakt.
- terrein waar mensen regelmatig moeten zijn rond installaties, toegangen tot bedrijfsgebouwen en verhardingen: eieren mogen worden bewerkt volgens protocol (regelmatig oliën en weghalen).
- terrein waar mogelijkerwijs mensen moeten zijn rond installaties, toegangen tot bedrijfsgebouwen en verhardingen: eieren mogen worden bewerkt of weggenomen op het moment dat het nodig is.
Vraag 7:
Vindt het college dat de bestrijding van overlast veroorzaakt door de zilvermeeuw, stormmeeuw en kleine mantelmeeuw in het Rotterdamse havengebied, zoals genoemd in het vigerende faunabeheerplan, gerechtvaardigd is? Indien ja, waarom?
Antwoord:
Het Havenbedrijf Rotterdam N.V. is de beheerder van het gebied en daarmee verantwoordelijk. Zij regelen zaken zelfstandig en het college is hierbij niet betrokken.
Vraag 8:
Stelt het college dat het bepaalde in Artikel 68 van de Flora- en faunawet van toepassing is op het Rotterdamse havengebied en dat dit het bestrijden van meeuwenoverlast legitimeert? Indien ja, aan welke van de opgesomde bepalingen denkt het college?
Antwoord:
De provincie is de toetsende partij in deze.
Vraag 9:
Stelt het college dat een ontheffing verleend op basis van Artikel 68 van de Flora- en faunawet een wezenlijk ander karakter heeft dan een ontheffing verleend op basis van Artikel 75 van de Flora- en faunawet? Indien ja, waarom?
Antwoord:
Ja. Bij artikel 68 dient er sprake te zijn van onderbouwde overlast op vijf vooraf benoemde belangen (1), die op geen andere manier te verkleinen is, zonder dat de instandhouding van de soort in geding is. Bij artikel 75 geldt een bredere reikwijdte. Het bevoegd gezag voor beoordelen van beider artikelen verschilt daarom.
Vraag 10:
Is er volgens het college om meeuwen in het Rotterdamse havengebied te kunnen bestrijden ook sprake van een vrijstelling of aanwijzing, laatstgenoemde op basis van Artikel 67 van de Flora- en faunawet? Indien ja, weet het college aan welke instantie een aanwijzing is afgegeven?
Antwoord:
Nee.
Vraag 11:
Kan het college de precieze rol duiden van de Faunabeheereenheid Zuid-Holland, de Omgevingsdienst Haaglanden en de Deltalinqs Werkgroep Flora en Fauna met betrekking tot het populatiebeheer van meeuwen? Indien nee, waarom niet?
Antwoord:
Ja. Omgevingsdienst Haaglanden is door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland gemandateerd om aanvragen voor o.a. artikel 68 van de Flora- en Faunawet te behandelen. Deltalinqs Werkgroep Flora en Fauna is opgezet om op het thema Flora en Fauna de proactief de gezamenlijke belangen te behartigen van de aangesloten bedrijven en verenigingen die zijn gevestigd in het Rotterdamse haven- en industriegebied. Faunabeheereenheid Zuid Holland is de stichting die, zoals vastgelegd in de Flora- en faunawet, de taak heeft om het beheer van populaties dieren en het voorkomen of beperken van schade die wilde dieren aanrichten aan onder andere de volksgezondheid en openbare veiligheid, de vliegveiligheid, de landbouw en aan flora en fauna. De provincie Zuid-Holland stelt het beleid op waarbinnen deze Faunabeheereenheid werkt.
Voort wordt gesteld:
Volgens de rechtbank in Amsterdam was er nog een vijfde meeuwensoort in het geding: de zwartkopmeeuw. Binnen het project 'Beheer meeuwenoverlast' was geen ontheffing verleend overlast veroorzaakt door deze meeuwensoort te bestrijden. De zwartkopmeeuw is een zeldzame broeder en heeft er geen enkele moeite mee zich te begeven in een kolonie stormmeeuwen. Bovendien lijken de eieren van deze twee meeuwensoorten op elkaar. Tijdens het broedseizoen zijn volgens de rechtbank de eieren van zwartkopmeeuwen zeer lastig te onderscheiden van die van stormmeeuwen, waardoor niet kan worden nagegaan of aan de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet worden voldaan.
Vraag 12:
Komt volgens het college de zwartkopmeeuw voor in het Rotterdamse havengebied? Indien ja, ìs er zoals binnen de rechterlijke uitspraak gesteld sprake van vermenging van zwartkop mee uwen en stormmeeuwen?
Antwoord:
Ja, er zijn zwartkopmeeuwen waargenomen in het havengebied. Het is inderdaad mogelijk dat vermenging van verschillende meeuwensoorten optreedt.
Vraag 13:
Heeft de rechterlijke uitspraak over de zwartkopmeeuw consequenties voor de bestrijding van meeuwenoverlast in het Rotterdamse havengebied? Indien nee, waarom niet?
Antwoord:
Het verjagen of bewerken van nesten van de Zwartkopmeeuw is niet toegestaan en het is de verantwoordelijkheid van de uitvoerders van de ontheffing (bedrijven) om dat ook niet te doen. De eieren lijken op de eieren van andere meeuwensoorten maar de meeuwen zijn te herkennen en een nest kan worden gemarkeerd. Het is overigens onduidelijk of deze meeuwensoorten ook op de bedrijventerreinen broeden en of het
probleem zich voordoet.
Voorts wordt gesteld:
De motivering onderliggend aan de rechterlijke uitspraak over de zwartkopmeeuw zou ook kunnen gelden voor andere meeuwensoorten, zeker binnen de Rotterdamse context. In ons havengebied komt bijvoorbeeld de geelpootmeeuw voor die zeer lastig te onderscheiden is van de zilvermeeuw. Jonge geelpootmeeuwen lijken in alles op jonge zilvermeeuwen. De geelpootmeeuw is volgens Vogelbescherming Nederland overigens een uiterst schaarse broedvogel.
Vraag 14:
Zijn er nog andere zeldzame meeuwensoorten in het Rotterdamse havengebied die een generieke aanpak van overlast veroorzaakt door zilvermeeuwen, stormmeeuwen en kleine mantelmeeuwen strijdig maken met de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet, zoals bijvoorbeeld de geelpootmeeuw?
Antwoord:
Dat is ons niet bekend.
Vraag 15:
Denkt het college dat bedrijven die gebruik maken van een ontheffing om meeuwenoverlast te bestrijden genoeg kennis en kunde in huis hebben om de ene meeuwensoort van de andere te onderscheiden? Indien ja, waarom?
Antwoord:
Ja, zij zijn hiertoe opgeleid.
(1) Volksgezondheid en openbare veiligheid; veiligheid luchtverkeer; ter voorkoming van schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren; ter voorkoming van schade aan flora en fauna of met het oog op andere, bij amvb aan te wijzen belangen.
Interessant voor jou
Aanstelling directeur ad interim Wereldmuseum
Lees verderProefdier- en gentechvrij Rotterdam
Lees verder