Raads­vragen: Dieren­shows op straat - vervolg­vragen op 20bb001914

Indiendatum: 15 aug. 2024

Geacht college,

In 2019 hebben wij schriftelijke vragen gesteld over een dierenshow met papegaaien in de Hoogstraat, die nog altijd op zaterdagen wordt opgevoerd. Dit is zo ongeveer ter hoogte van de Vlasmarkt. In antwoord[1] op onze vragen stelt het college dat zij enerzijds geen voorstander is van het gebruik van dieren ter vermaak. Wij zijn blij met deze principiële houding van het college.

Het bevreemdt ons wel dat de burgemeester anderzijds aan de uitbater van de papegaaienshow een ontheffing verleent op artikel 2:9 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv)[2], die het straatartiesten verbiedt in de openbare ruimte op te treden in daarvoor aangewezen gebieden. De binnenstad – Hoogstraat en omgeving – is zo’n aangewezen gebied. Ontheffingsverlening gebeurt jaarlijks. De juridische grondslag voor ontheffingsverlening is lid 3 van het artikel en die luidt als volgt:

“De burgemeester kan vrijstelling of ontheffing verlenen van het verbod.”

De aangehaalde tekstpassage is een zogenoemde ‘kan-bepaling’, ofwel: hoeft niet, mag wel. Toch meent het college in haar beantwoording van destijds dat er geen mogelijkheid is om een ontheffing voor de uitbater van de papegaaienshow te weigeren. Het college schrijft dat een ontheffing niet kan worden ontzegd.

Mogelijk meent het college dat de Apv ervoor is bedoeld de openbare orde te bewaken, veiligheid te waarborgen en overlast te voorkomen en dat een ontheffing op artikel 2:9 daarom logischerwijs volgt als deze doelen zijn geborgd. Maar dit kunnen we niet opmaken uit de tekst die ontheffing juridisch regelt.

1. Hoe kan het dat uw interpretatie van artikel 2:9, lid 3 van de Apv ertoe leidt dat u meent dat een ontheffing op het verbod op straat op te treden niet kan worden ontzegd?

Het college heeft met de ‘kan-bepaling’ een troef in handen om dierenshows op straat tegen te gaan, zonder deze expliciet te verbieden, uit oogpunt van dierenrechten en dierenwelzijn. Dat verbod is immers al geregeld in de Apv. Het weigeren van een ontheffing hoeft het college verder niet te motiveren; ze is aan niemand verantwoording schuldig.

2. Waarom blijft het college een ontheffing verlenen voor de show met papegaaien in de Hoogstraat?

3. Zijn er ook ontheffingen verleend aan andere straatartiesten die gebruik maken van dieren ter vermaak van mensen?

4. Bent u bereid vanaf nu ontheffingen te ontzeggen als blijkt dat er dieren worden gebruikt ter vermaak?

De ontheffing schrijft voor dat straatartiesten zich niet langer dan dertig minuten op dezelfde plaats mogen begeven. De dierenshow in de Hoogstraat is statisch, die blijft de hele middag ter hoogte van de Vlasmarkt.

5. Wordt op dit voorschrift van de ontheffing gehandhaafd? Indien nee, waarom niet?

In de Nota dierenwelzijn 2023-2026[3] van de gemeente staat:

“Straatartiesten en venten met dieren

Nog altijd zijn er in Rotterdam mensen die optreden met behulp van levende dieren. Dit kan uit oogpunt van dierenwelzijn en volksgezondheid niet gewenst zijn. Daarom zullen we aan de GGD advies vragen of het nodig is om het verbod om op te treden samen met dieren, in de Algemene Plaatselijke Verordening op te nemen.”

6. Is er reeds juridische grondslag in de Apv om vanuit oogpunt van dierenwelzijn en volksgezondheid een verbod op te nemen om op te treden samen met dieren? Indien ja, welk artikel? Indien nee, hoe kan een eventueel verbod juridisch worden geborgd indachtig het doel van de Apv?

7. Heeft u reeds advies gevraagd aan de GGD? Indien ja, mogen we dit advies ontvangen? Indien nee, wanneer gaat u dat doen?

Wij zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet.

[1] https://rotterdam.raadsinformatie.nl/document/8469114/1/s20bb001914_4_50759_tds

[2]https://rotterdambis.notubiz.nl/document/13758678/2/Algemene+Plaatselijke+Verordening+Rotterdam+2012+na+wijziging+28

[3] https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR717523/1